Inleiding

De worsteling met het lijden in de wereld, ook onder gelovigen, is even oud als hevig. Oud, omdat het boek Job hier zo nadrukkelijk over gaat, en hevig, omdat de mens in zijn pijn zoekt en roept bij God en buiten God. Alles voor het beëindigen van pijn en verdriet, omdat het ons zo verlamt en ons elk perspectief lijkt te kunnen ontnemen. Het leven kan zijn betekenis verliezen, het wordt zwart, zeker als er geen uitgang lijkt te zijn.

Het aanzien van het lijden bij anderen is soms nog schrijnender dan het lijden zelf.
Denk aan Maria – ‘door uw ziel zal een zwaard gaan’. Sta eens stil bij het hartverscheurende en hemel schreiend verdriet van ouders die hun kind(je) verliezen. Al vele jaren boven aan de top tien van stress en trauma statistieken.

Corona heeft vele families geraakt en van geliefden beroofd, en dat vaak in slechts enkele dagen.

Wat stelt God en Zijn Woord hier tegenover?

Hieronder probeer ik niet een theologisch stuk te schrijven, slechts wat gedachten te delen, die misschien kunnen helpen anders tegen lijden en beperkingen aan te kijken. Meteen spreek ik daarbij uit, dat alle lijden mijn hart raakt en mag raken, en dat ik geloof, dat we in Christus geroepen zijn het lijden samen te dragen.
Dat kan confronterend zijn of lijken, maar is bedoeld om een ander - liefst groter - perspectief op het geheel te krijgen. Het daagt of nodigt uit, om eerlijk in de spiegel te kijken.  Wat we daar zien, veroordeelt God niet. Hij is immers door de geschiedenis heen met ons meegelopen. Christus draagt nog steeds zijn kerk!

 

Gods orde

Hoe pijnlijk, confronterend, stuitend of moeilijk het ook is, God noch Zijn Woord garanderen ons een pijnloos leven. Betekent dit dat God er niet mee zit dat wij lijden?

Wat we vanuit het Woord weten is dat God het lijden niet gewild heeft en geen behagen heeft aan ons lijden. Wat niet betekent, dat het lijden en sterven van Christus alsook Diens opstanding, het einde in zou luiden van het lijden. Het NT en de geschiedenis van de vroege kerk getuigt hier heel duidelijk van.

Het lijden was, is en blijft onder ons, totdat alles zal zijn geschied.
Hieronder doe ik een poging een klein beetje licht hierop te laten schijnen. Omdat ik geloof, dat er niet zoiets is als zinloos lijden. Lijden kan wel zinloos lijken, maar is dat niet. Als God dat lijden toestaat, en dat doet Hij, dan is dat met een doel, dat wij dikwijls niet zien. Soms worden zaken later duidelijker, maar soms ook helemaal niet en moeten we afscheid nemen, zonder in dit leven helderheid gekregen te hebben. In het boek Job laat God zichzelf zien en openbaart Hij zich andermaal als de Almachtige. Die almacht maakt dat God ergens (mede)verantwoordelijk is. Er zijn keuzes gemaakt. God is in staat onheil te keren, maar doet dat niet altijd.

 

His_Story

In de geschiedenis van God met de mens, neemt het lijden een duidelijke plaats in. Het kan in mijn beleving niet anders, of het lijden is het gevolg van de vervreemding tussen schepping en Schepper. Er is een correctieve macht nodig, maar ook een macht die wijst op onmacht.

Er lijkt soms een rechtstreeks verband tussen lijden en gedrag, maar dikwijls ook niet. We zeggen dan dat we in een gebroken wereld leven. Dat kan best als een dooddoener overkomen. Want als God almachtig is, dan is Hij dus in staat het lijden weg te nemen, ongelukken te voorkomen. En het feit dat God dat meer dan eens niet doet, laat dus zien dat Hij dikwijls ook niet ingrijpt. Dat maakt God dus medeverantwoordelijk, en dat geeft God ook toe. (Job 42)

Het is ook daarom, dat Christus aan een kruis is gegaan, om in ieder geval de gevallen mens uit Gen. 3 te herstellen met zijn Schepper, zodoende de eeuwigheid voor de mens ‘veilig te stellen’. Voorwaarde – de enige(?) die de Vader daaraan verbindt, is de aanvaarding van Zijn keuze en dito aanbod in deze, namelijk Christus en het kruis dat Hij gedragen heeft, voor ons, voor jou.

Het feit, dat Christus de weg, de toegang naar de Vader in beginsel voor heel de schepping hersteld heeft, de gevolgen van de vervreemding uit Genesis 3 zijn er tot op de dag van vandaag. We zijn hersteld in relatie, maar de gevolgen van het eten van de verkeerde boom zijn niet weggenomen.

Als ik eerlijk ben, moet ik erkennen dat het er op lijkt, dat Adam en Eva niet slechts door de slang op het idee waren gebracht om toch maar van de verboden boom te eten. Als we Jacobus lezen, dan lijkt hij te zeggen, dat de slang slechts aanspreekt wat er al in ons hart is.
De mens heeft nog steeds de neiging zelf alles te willen beoordelen, terwijl hij daar niet goed toe in staat is. Slechts in het Licht van Christus, en door de leiding van de Heilige Geest kunnen wij de juiste stappen zetten, en dan nog is ons kennen onvolkomen.

God nodigt ons uit om vooral in Christus te leven en van Zijn vrucht te eten. Maar lukt dat ook?

Het alternatief?

Wat als er geen lijden meer zou zijn? God geneest alle mensen, doet ons allen leven in Luilekkerland. Hoe zouden wij mensen daar mee om gaan? Wat hebben we hieromtrent laten zien?
Zou de mens niet omkomen in zijn arrogantie en dientengevolge roekeloosheid, die een wellicht nog dieper lijden met zich mee zou kunnen brengen?

Wat als het beter zou zijn voor ons, dat er beperkingen zijn en dat er lijden is, hoe moeilijk dat misschien ook klinkt. Het feit dat we allemaal kwetsbaar zijn, houdt ons enigszins bescheiden en dwingt ons tot barmhartigheid, erbarmen en ontferming over anderen. Jezus zegt zelf in die lijdende mens, in die verworpen en verstoten mens te zijn, jou een kans biedende Hem te dienen en te zegenen…


De ‘Verlichting’.

De verlichting en de jaren daarna, hebben de mensen laten geloven dat het leven maakbaar is. Dat de mens zijn lot in eigen handen heeft. De medische wetenschap lijkt steeds meer ziekten te baas te worden, maar het lijkt maar al te vaak op dweilen met de kraan open, of er zijn waterbed effecten. Aan de ene kant wordt terrein gewonnen, maar in deze tijd neemt het aantal burn-outs en psychische problemen exponentieel toe.

Het beeld van de maakbare samenleving en het vooruitgangsdenken dat daaraan gekoppeld wordt,  heeft de mens op het spoor gezet dat gezond en succesvol zijn niet veel meer dan een keuze is. Ons is verteld, dat beperkingen slechts in ons denken bestaan.

Het neoliberalisme borduurt daar vrolijk op voort en gaat nog een stap verder. Winnen is een keuze, verliezen dus ook.

Het najagen van geluk, voorspoed en welvaart is dus het hoogste goed geworden. Er is tot groot verdriet van o.a. Nietzsche afscheid genomen van God en het transcendente, en dus houden we het immanente over. Het hier en nu. Het moet hier en nu gebeuren, mijn levensproject, of liever, mijn onsterfelijkheidsproject. Dus heden eten en drinken, want morgen sterven we.

 

Beperkingen

Het gevolg van dit alles is, dat de mens niet meer om kan gaan met lijden of beperkingen. Het Utopia mag namelijk niet verstoord worden. Ik heb volgens de verlichting en het humanisme immers recht op geluk, en daar zorgen anderen voor. Waar is God in dit alles? Die hebben we niet (meer) nodig?

In het hiervoor geschetste beeld lijkt geen ruimte meer voor een Schepper, een Ordenaar.
Met alle gevolgen van dien. Verwarring, ontwrichting, segregatie en verwijdering.
We zien dit pijnlijk terug bij de jeugd, die in het moderne denken veel vrijheden gepresenteerd krijgt, echter zonder kaders of houvast. Geen fundament, geen betekenis, geen perspectief bij tegenslagen, met als gevolg grote zingevingsvragen die niet beantwoord worden. En wat als zij die vragen stellen onder kritiek komen te staan of losers worden genoemd. 

Beperkingen en zorgen binnen de kerk

Vervolgens zie ik de verlegenheid in de gemeente en daarbuiten met mensen die lijden, ziek worden of tegenslagen moeten incasseren. We bidden ervoor en hopen dat het ons niet overkomt. Hoe ziet het samen dragen van elkaars tegenslagen en lijden er eigenlijk uit?

In Christus is ons voorgehouden, dat ons geluk ligt in het inzetten voor het welzijn van anderen. Dat is iets heel anders. Vervulling door invulling.

Maar, in de kerk is het voorspoed denken ook aanwezig. Het consumentisme, het ik-gerichte is helaas overal terug te vinden. De kerk is er voor mij. Een dienst moet mij iets brengen. Dat dit haaks staat op 1 Cor 14, waarin het ook gaat over het dienen van de ander, het wordt niet meer zo gezien of besproken.

En terwijl dit ook buiten de kerk zichtbaar is geworden, en de kerk ook met schandalen moet omgaan, heeft diezelfde kerk ook een geschiedenis van onbarmhartig oordelen, wijzen met de vinger en uitwerpen van ‘andersdenkenden’. Veiligheid voor de groep door een ‘theologisch’ cordon sanitair. Niet zelden werden de interne problemen onder de radar gehouden, met alle gevolgen van dien. De kerk, die een blijde boodschap van heil en genade zou kunnen brengen, is uiteindelijk toch bekend geworden als een gevangenis voor zowel zij die binnen zijn, als voor hen die buiten zijn. Alles is daar verboden, behalve wat mag, en dat is dan verplicht. Zoveel goed willende mensen, gevangen in een gesloten denken, bang voor een wrekende God. En dan de verbijstering bij de omgeving, die niet begrijpt waarom mensen vrijwillig in die gevangenis gaan zitten.

Een andere waarneming die steeds duidelijker wordt, is het dualisme in de kerk. Het idee dat er buiten Christus ook nog andere werkelijkheden zijn, en dat de gelovigen van de ene naar de andere werkelijkheid zouden kunnen bewegen.  Als we vervolgens Ez. 33 en 34 lezen, dan zien we daar een waarschuwing die ook op de kerk van toepassing kan zijn. We vergaderen rond charismatisch en soms duidelijk profetische sprekers, maar doen niet wat zij ons vanuit het Woord voorhouden. Denk ook eens aan Luc. 6:46. Hoe zijn we hier gekomen? Het antwoord op die vraag brengt ons misschien ook weer terug naar het eenvoudig volgen van Christus.

Misschien niet langer spreken over ‘de kerk’ die van alles anders/beter zou moeten, maar dicht bij huis blijven. Waar ben ik zelf dubbel of seculier in mijn denken? En waar komt dat dan vandaan?

 

De liefdadigheid van de kerk

De vroege kerk kende een zichtbare solidariteit, die ook buiten de kerk bekend werd. De zelfopoffering van de gelovigen, heeft naar verluidt nadrukkelijk bijgedragen tot de groei van de kerk.

Als we een paar grote stappen maken, zien we later dat de zorg van de kerk wat verschoof richting de kloosters, en we weten hoe het vandaag met de kloosters gesteld is.

In de recente kerkgeschiedenis, waren kerkelijke diaconieën tamelijk grote instellingen, waaraan royaal gedoneerd werd. Zo kon de kerk veel doen voor de armen, dikwijls weduwen en wezen.

Hoe is het nu met onze diaconie gesteld? Hoeveel tijd en geld wordt er aan de armen en zieken besteed?

Mogen we voorzichtig concluderen, dat we onze compassie met de medemens wat verleerd zijn? Dat het langzaam maar zeker naar de achtergrond is geraakt? Geenzins wordt hier gezegd, dat er weinig wordt gegeven, het gaat meer om de mate van bewustzijn van de noden om ons heen. Bij onze buren, of zelfs onze gemeenteleden. Net als vroeger, zijn mensen verlegen met hun nood en hun ziek zijn. Maar wat houdt ons tegen, om elkaar op te zoeken, door te vragen? En wat houdt ons tegen om aan God en mensen te vertellen hoe het echt met ons gaat?

 

Het lijden in en van deze wereld

Er is maar één loket waar de mens met zijn vragen, zorgen en klachten terecht kan. Dat loket is 24/7 bereikbaar. O, God!, is al een gebed dat gehoord wordt. Wat niet altijd betekent, dat de oplossing per kerende post afgeleverd wordt. 

Er is een beeld ontstaan, dat afwijkingen, beperkingen en ziekten een gevolg zijn van zonden. De bijbel houdt ons voor, dat die relatie er wel is, maar alleen vanuit het juiste perspectief. Stelling nemen kan al snel tot onderlinge veroordeling leiden.
Het is de vraag, of wij dat juiste perspectief hebben of kennen. Elk theologisch concept, dat het lijden aan het kruis door Christus is overwonnen, ziet de geschiedenis van de mens tegenover zich.  

Omdat de kerk de wereld lijkt te hebben afgewezen, terwijl - laten we zeggen  - de kerk ook niet altijd eerlijk, transparant en consequent is geweest, heeft is de morele geloofwaardigheid van de kerk onder druk komen te staan en definieert de wereld nu zelf haar beeld van wat ziekte, afwijkingen en beperkingen zijn. En ook wenst zij haar eigen moreel ethische grenzen te definiëren. Die wens wordt nog versterkt door het afwijzen van God als Schepper, en dus als normstellende autoriteit.

Het kan en zal niet zo zijn, dat de kerk overal verantwoordelijk voor is, maar een eerlijk en open (zelf)onderzoek, waarin de Geest mag spreken, kan ons wellicht best in verlegenheid brengen.

Zou het in de wereld van heden ook zover gekomen zijn, als de kerk bekend zou staan om haar voortdurende compassie met de nood van de mens? Als de kerk gezien werd als een Moeder Theresa?

Zouden de heftige achterhoede gevechten rondom moreel ethische thema’s er ook zijn, als de kerk met betraande ogen zich zou ontfermen over de zwangere tienermeisjes, de verslaafden, en de gedesoriënteerden, anders denkenden, anders-geaarden en ga zo maar door?

Kan de kerk oproepen tot tolerantie en verdraagzaamheid, als de eenheid binnen de kerk soms ver te zoeken lijkt? Als de kerk onvergevingsgezind lijkt? Als de kerk de wereld gebrek aan tolerantie verwijt, maar zelf graag haar morele kader – waar zij zelf niet aan voldoet - oplegt aan die wereld?

Gaat het ons lukken, om in te zien, dat Christus voor ons allen gestorven is? Dat niemand van ons zonder Christus voor de Troon kan verschijnen? Dat ik niet beter ben dan een ander? Elke ander?

 

Conclusie

Dit schrijven wil bijdragen aan een open gesprek in de kerken, over de kwetsbaarheden van de kerk. Waar is zij misschien toch ook zelfgericht, angstig, wereldgelijkvormig. Heeft zij een goed zicht op zichzelf?
God ziet onze goede wil, maar ook ons dualisme. Het kruis, maar ook McDonalds. Of nog scherper, Christus, maar ook de Mammon. Het kan niet allebei, en God dwingt ons tot een keuze. Misschien is dit het moment.

Hij nodigt ons uit, zonder veroordeling of wijzen met de vinger. God wil altijd samen met ons 'richten'. Rechten wat krom is. We weten niet altijd waarom iets krom geworden is. Hij wel. Ook komt Hij naast ons staan in ons lijden. Jezus weet wat lijden is. 

Kortom: een Romeinen 7 ontmoeting. Een diepgaande ontdekking over wie we echt zijn, om vervolgens in luid gejuich te mogen inzien, wat Christus voor ons gewrocht heeft vóór het kruis, aan het kruis en ná het kruis. Vanuit dat gejuich hebben we dan een blijde boodschap voor deze wereld. Als een slotoffensief, vanuit een Mea Culpa waarvan de tranen zichtbaar zijn, de olie van de Geest te ruiken is en met een zichtbare brief van Christus in het hart en in de hand.